Jodenvervolging in Nederland
Over de Jodenvervolging in Nederland, en in Europa, is heel veel bekend. Sterker nog: tegenwoordig wordt de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog bepaald door de Holocaust. Hieronder volgt een geschiedenis van de Jodenvervolging, ook Sjoa of Shoah genoemd, in Nederland in vogelvlucht. Samen met de chronologie geeft dit een overzicht van de gebeurtenissen en de Duitse anti-joodse politiek. De vervolging in Nederland is uitgebreid beschreven in bekende overzichtswerken van Herzberg, Presser, de Jong en Bob Moore.

Vluchtelingen uit Duitsland
Toen Hitler aan de macht kwam in Duitsland kwam er een stroom van vluchtelingen op gang, ook naar Nederland. Er kwamen 20.000 tot 40.000 Duitse joden naar ons land. Ze werden opgevangen door het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen, onder leiding van David Cohen en Abraham Asscher, de latere leiders van de Joodse Raad, en door het Comité voor Joodse Vluchtelingen. Vanaf eind 1938 liet Nederland minder vluchtelingen toe en werden alle nieuwe vluchtelingen opgevangen in een nieuw vluchtelingenkamp: Westerbork in Drenthe.
Uitsluiting en registratie
Met de Duitse inval en de bezetting begon een lange reeks van anti-joodse maatregelen en acties. Al in 1940 moesten alle ambtenaren een verklaring ondertekenen dat ze niet joods waren. Dit was de ariërverklaring. In 1941 werden de joden onder hen ontslagen. Steeds meer maatregelen volgden die tot een volledige afzondering van het joodse volksdeel leidden. Het jaar 1941 begon met de registratie: alle joden moesten zich tegen betaling als jood laten registreren.
Verontwaardiging
Het begin van het jaar 1941 was het erg onrustig in Amsterdam: NSB-knokploegen voerden zelf anti-joodse maatregelen door en raakten slaags met joodse knokploegen in de oude Jodenbuurt. Daarbij viel een dode, een NSB’er, en bij een ander incident raakten Duitse agenten gewond. Als reactie daarop werden op 22 en 23 februari 1941 grote razzia's gehouden in de Jodenbuurt, onder andere op het Jonas Daniël Meijerplein. De Duitsers pakten 427 joodse mannen bij daglicht op van de straat en deporteerden ze. Dat riep zoveel verontwaardiging dat de Februaristaking uitbrak.
Februaristaking
De staking, die op 25 februari begon, was een uniek protest tegen de Jodenvervolging maar werd na twee dagen neergeslagen. Door deze gebeurtenissen besloten de Duitsers dat ze via één joods orgaan contact wilden met de joodse gemeenschap. Dat werd de Joodse Raad met David Cohen en Abraham Asscher als voorzitters. De Joodse Raad zou de vele maatregen van uitsluiting gaan doorgeven aan de joodse achterban en volgde over het algemeen het Duitse beleid.

Anti-joodse verordeningen
Tussen de Februaristaking en het voorjaar van 1942 volgden nog een heleboel verordeningen. Joden mochten op veel openbare plaatsen niet meer komen vanaf september 1941. Vanaf die datum moesten joodse leerlingen ook naar aparte scholen. In augustus moesten joden hun geld en aandelen inleveren bij de Duitse roofbank Lippmann-Rosenthal (LiRo). Vanaf april 1942 moesten joden de Jodenster dragen zodat ze altijd herkenbaar waren als jood. Voor die tijd had er al een grote J in hun persoonsbewijs gestaan.

.
Werkkampen
In 1942 werden joodse mannen opgeroepen om naar werkkampen te gaan. Op 10 januari vertrok de eerste groep naar het oosten van het land. In deze kampen moesten joodse mannen allerlei arbeid op het land verrichten. Het ging in totaal om 7500 mannen. In dit jaar besloot de bezetter ook joden te evacueren. Joden moesten bepaalde steden verlaten en zich in Amsterdam vestigen. Het begon met Zaandam, Arnhem, Hilversum en Utrecht, daarna kwamen plaatsen in de kustgebieden aan de beurt. Dit was het moment dat de eerste joodse woningen leeg kwamen te staan en leeggehaald werden door de bezetter. Hiervoor was Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg verantwoordelijk.

Deportatie
Nu de joden dan helemaal waren afscheiden van de samenleving, hun bezittingen verloren hadden, en waren gebrandmerkt, ging de bezetter over tot de laatste fase: deportatie en moord. Op 26 juni kwam Aus der Fünten van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung met de boodschap dat joden voor ‘werkverruiming’ naar Duitsland zouden worden gestuurd. Het ging dus om dwangarbeid in Duitsland volgens de nazi’s. Kamp Westerbork, dat het doorvoerkamp zou worden, was in de maanden daarvoor uitgebreid.

De Joodse Raad ging nu oproepen versturen. Zij die op transport moesten kregen een oproep in de bus. Omdat vanaf de eerste dag te weinig mensen verschenen, werd men ook gewoon op straat opgepakt of direct van huis gehaald, zonder waarschuwing vooraf. Veel mensen hadden daarom altijd een gepakte koffer naast hun bed staan. Ook alle mannen die in de Joodse werkkampen zaten werden in een keer naar Westerbork gebracht terwijl hun gezinnen tegelijktijdig van huis werden gehaald. Daarmee kwamen 10.000 mensen op één dag naar Westerbork. In 1942 werden 40.000 joden via Westerbork naar Polen gedeporteerd.
Vrijstellingen
Niet alle joden hoefden direct naar het oosten. De Duitsers voerden een systeem van vrijstellingen in. Een zogenaamde Sperre was een stempel in het persoonsbewijs met een nummer. In ieder geval waren medewerkers van de Joodse Raad vrijgesteld, waaronder zij die in de Hollandsche Schouwburg werkten

Ook gemengd gehuwden waren vrijgesteld en werknemers in de oorlogsindustrie of andere belangrijke industrieën, zoals de diamantbewerking. De Joodse Raad mocht dus veel mensen vrijstellen en moest daarmee kiezen wie in Amsterdam bleef en wie moest vertrekken. Daarmee compromitteerde de raad zich en kreeg veel kritiek te verduren over vriendjespolitiek. Bovendien zagen de voorzitters het als hun taak om een deel van de Joodse gemeenschap te redden en daarbij kozen zij vooral voor joden uit hun eigen sociale klasse.
Het jaar 1943
In 1943 werden alle overige joden die nog in Nederland waren weggevoerd naar Westerbork en vandaar verder. Het jaar begon met het leeghalen van een groot aantal joodse zorginstellingen en ziekenhuizen. Een bekend drama was het leeghalen van het joods krankzinnigeninstituut het Apeldoornsche Bosch op 21 en 22 januari. Vanaf voorjaar 1943 werden alle joden die buiten Amsterdam leefden in dit kamp gevangen gezet.
In de zomer waren er grootschalige razzia’s in Amsterdam om de hoofdstad helemaal leeg te maken van joden. Ook de werknemers van de joodse raad vielen nu ten prooi aan de Duitse vervolgingsdrift. De laatste razzia vond plaats op 29 september. De laatste werknemers en bestuurders van de Joodse Raad gingen nu naar Westerbork.

Onderduik
Naast een vrijstelling was onderduiken een manier om deportatie te ontlopen. Dit was niet makkelijk en veel joden schrokken ervoor terug. Je moest jezelf buiten de wet plaatsen en jezelf uitleveren aan onbekende niet-joodse mensen. Soms ging dat goed maar het gevaar van uitbuiting en verraad lag altijd op de loer. In ieder geval was het hebben van contacten met niet-joden, enige financiële reserves, en de durf om je gezin te scheiden, nodig om dit avontuur aan te gaan. Van de maximaal 25.000 joden die onderdoken overleefden er 16.000 tot 17.000.
Westerbork
Polizeiliches Durchgangslager Westerbork was een doorvoerkamp, een verzamelkamp om joden te verzamelen die per trein werden getransporteerd naar andere kampen. Sommige joden waren kort in Westerbork, anderen wisten hun verblijf lang te rekken. Ook daarbij speelden vrijstellingen en het werk dat je in het kamp deed een rol. Vooral Duitse joden waren relatief veilig omdat ze de eerste bewoners van het kamp waren. Zij bezetten al alle ‘onmisbare’ functies toen de Nederlandse joden aankwamen vanaf zomer 1942.
Iedere week, soms tweemaal in de week, vetrokken er treinen naar het oosten. Iedereen was bezig om niet op de transportlijsten terecht te komen. Dat was natuurlijk moeilijk want iedere week moesten er zo’n duizend man mee. Mensen probeerden van alles te organiseren, via relaties, of via speciale procedures, om onder transport uit te komen. Voor de meesten werd dat uiteindelijk een verloren strijd. Er werden 107.000 joden weggevoerd. Bij de bevrijding waren er nog 876 joden in het kamp aanwezig.
In totaal vertrokken tussen juli 1942 en september 1944 65 treinen naar Auschwitz en 19 Sobibór, steeds met ca. 1000 personen aan boord. Daarnaast vertrokken nog 11 transporten naar Bergen-Belsen en 17 naar Theresienstadt.

Kamp Vught
Er werden ook joden gevangen gezet in Kamp Vught. Dit was een groot kamp in Noord-Brabant voor joden en niet-joden waar ook dwangarbeid verricht werd. Vanuit Vught vertrokken de meesten weer via Westerbork naar de vernietigingskampen.
Moordfabrieken
Auschwitz en Sobibor. Wat betekenden deze namen? En waar lagen deze kampen? Niemand die het wist, zeker in het begin niet. Auschwitz en Sobibor waren unieke fenomenen in de menselijke geschiedenis: het waren vernietigingskampen. Het waren kampen met gaskamers waarin grote groepen mensen tegelijkertijd vermoord konden worden. De meeste Nederlandse joden werden naar deze twee kampen gebracht, waarbij er nog een belangrijk verschil was. In Sobibor werd iedereen direct na aankomst vermoord. Maar Auschwitz-Birkenau was ook een gigantisch werkkamp. Daarom vonden er selecties plaats bij aankomst. Zij die konden werken werden uitgekozen om nog even in leven te blijven en werden tewerkgesteld. Ouderen, kinderen, en vrouwen met jonge kinderen werden direct omgebracht.

Bergen-Belsen en Theresienstadt
Later in de oorlog vertrokken er ook transporten van Westerbork naar twee andere kampen: Bergen-Belsen en Theresienstadt. Dit waren kampen waar geen gaskamers waren en met Auschwitz vergeleken waren de omstandigheden misschien iets dragelijker. Hier stuurden de nazi’s joden heen om een bepaalde reden: deze joden kwamen in aanmerking voor emigratie naar Palestina of ze konden de Duitsers om een of andere reden nog van nut zijn. Maar vanuit Theresienstadt vertrokken ook transporten naar Auschwitz. Bovendien raakten deze kampen steeds meer overbevolkt. Met de bevrijding van de kampen in Polen evacueerden de nazi’s de gevangenen naar andere kampen, zoals Theresienstadt en Bergen-Belsen. De omstandigheden werden er onleefbaar, met name in Bergen-Belsen, met een ontstellend aantal doden tot gevolg.

Bevrijding
In de eerste helft van 1945 stortte Nazi-Duitsland in en werden steeds meer gebieden en kampen bevrijd. Zij die met de bevrijding nog in leven waren en vaak een dodenmars uit Auschwitz of omgeving hadden overleefd, liepen het risico na de bevrijding nog te sterven omdat ze zo verzwakt waren en vaak heel ziek. Voor de overlevenden ging het er nu om weer thuis te komen. Dat ging heel verschillend: te voet, met een militair transport, met het Rode Kruis of zelfs met behulp van de Russen via Oost-Europa. In ieder geval moesten de joodse overlevenden zonder hulp van de Nederlandse regering weer thuis zien te komen.